Reisperiode mei 2025

Vanuit Zambia nemen we de grensovergang bij Mwami. Omdat we in de laatste week in Zambia wat technische problemen hadden, wat ons vijf dagen vertraging opleverde, voelt het nu alsof het avontuur écht gaat beginnen. We vinden het altijd weer spannend om een nieuw land binnen te rijden. Bij de grens staat een groot, modern gebouw waarin zowel de Zambiaanse als de Malawische douane zijn gevestigd. Lekker efficiënt dus, dachten we… Niet als juist tijdens ons bezoek de stroom uitvalt en het hele gebouw in duisternis wordt gehuld. Geen enkele computer doet het meer. Pas na een half uurtje, als de generatoren zijn aangeslingerd, kunnen we verder met het proces. Opmerkelijk genoeg moeten we vervolgens naar een totaal ander gebouw om wegenbelasting en carbontaks te betalen. Daarna weer terug naar de loketten voor de “gate pass”, waarmee we het land echt binnen mogen. Het blijft Afrikaans. Wat direct opvalt, is hoe warm en open de mensen zijn. Malawi draagt niet voor niets de bijnaam “The Warm Heart of Africa” — en dat lijkt voorlopig helemaal te kloppen.

Richting Lilongwe

Als je zo een land binnenrijdt, komen we ogen en oren tekort. Zeker op de weg naar de hoofdstad Lilongwe is het één en al levendigheid. We merken direct dat de levensstandaard hier lager ligt dan in buurland Zambia. De armoede is zichtbaar. De kleding van de mensen en de manier van vervoer verraden veel. Overal langs de weg zien we mensen lopen of fietsen. Auto’s zijn slechts weggelegd voor een handjevol welgestelden of voor professioneel vervoer. Ook aan de staat van dat wagenpark valt veel af te lezen.

Op de weg naar Lilongwe — zo’n 125 kilometer — zijn dorpen en streken vrijwel aaneengeschakeld. Er is eigenlijk altijd bebouwing en er zijn altijd mensen. Om de pakweg tien kilometer is er een politiecheckpoint. Maar op één na laten ze ons telkens door zodra ze ons buitenlandse kenteken zien. Al zwaaiend mogen we onze weg vervolgen.

Lilongwe

Als hoofdstad heeft Lilongwe weinig aantrekkelijks te bieden. Maar levendig is het er zeker. Het krioelt van de mensen — zo’n 1,4 miljoen wonen er in de stad. We vragen een politieagent, die het verkeer staat te regelen, waar we veilig kunnen parkeren. Hij wijst ons een plekje vlak achter zijn werkpost. Dat geeft ons een goed gevoel. We maken een rondje door The Old Town, een deel van de stad vol winkeltjes, ambachtelijke werkplaatsen en nauwe straatjes. Hier en daar maken we een praatje. Heerlijk om zo tussen het gewone leven rond te slenteren. Na het bezoek aan Lilongwe vinden we een kampeerplek midden tussen de landerijen. Lekker rustig. Er komt alleen nog een zwaaiende boer voorbij, op een kar getrokken door een rund en een ezel.

Dichtbij de mensen

We besluiten een flinke wandeling door de omgeving te maken — altijd weer de beste manier om echt in contact te komen met de lokale cultuur. We spreken met landarbeiders (meestal vrouwen, soms met een kind op de rug) en met een landeigenaar, die hier 300 hectare bezit. Er wordt cassave, maïs, suikerriet en kool verbouwd. Een deel is voor eigen gebruik, een ander deel voor de export. Even later zien we een gebouwtje dat op een schooltje lijkt. We kijken om het hoekje, en ja hoor… een meester en negen kinderen. Ze zitten op betonnen bankjes, aandachtig luisterend. Zodra ze ons zien, worden hun ogen zó groot. De jonge meester probeert hen te leren rekenen, terwijl hij een leerboek vasthoudt dat eruitziet alsof de halve wereld het al in handen heeft gehad. Er is een schoolbord, maar dat blijft vrijwel leeg: hij schrijft met het laatste stompje krijt. Na een paar foto’s en een vriendelijk gesprek laten we een bijdrage achter voor een nieuw doosje krijt. Daar kunnen ze weer een jaar mee vooruit! In ruil krijgen we blije gezichtjes van de kinderen én een dankbare glimlach van de meester. Onderweg groeten mensen ons of proberen een praatje aan te knopen, al is dat met hun beperkte Engels soms lastig. We voelen ons helemaal in ons element, zo dicht bij het echte leven. Via een enorme kledingmarkt komen we weer terug op de hoofdweg. De tweedehands kleding komt hier in grote balen uit Europa. Handelaren kopen zo’n zak zonder te weten wat erin zit. De kleding wordt op bulten uitgespreid en per stuk verkocht. Langs de weg passeren we zeker drie kleine moskeeën. De mensen zien er qua kleding niet bijzonder religieus uit, maar het door Turkije gesponsorde centrale badhuis wijst in een andere richting. Volgens de statistieken is Malawi overwegend christelijk, maar in dit gebied lijken moslims de overhand te hebben. Via de hoofdweg lopen we uiteindelijk weer de landerijen in. Terug bij de camper nemen we even de tijd om alle indrukken rustig te verwerken.

Majete Wildlife Reserve

In het zuiden van Malawi ligt dit reservaat. Langs de weg ernaartoe zien we dezelfde taferelen als eerder: overal mensen! Malawi is drie keer zo groot als Nederland en telt zo’n 20 miljoen inwoners — en het lijkt alsof ze allemaal langs de weg lopen. Het landschap is divers: heuvelachtig, en soms zelfs met flinke bergen. Via uitdagende kronkelwegen en haarspeldbochten dalen we af van zo’n 900 meter naar minder dan 100 meter hoogte. We komen uit in de Shire River Valley, waar het reservaat is gelegen.

We overnachten bij een lodge net voor de ingang van het park, waar we gebruik kunnen maken van het zwembad — met uitzicht over de rivier. Deze rivier ontspringt in het Malawimeer en is dus eigenlijk de afvoer ervan. Uiteindelijk mondt hij uit in de machtige Zambezi.

De volgende ochtend staan we vroeg op voor een self-drive safari. Volgens de informatie van het park zouden hier alle leden van de ‘Big Five’ te zien zijn. Maar ja, dat is natuurlijk geen enkele garantie. Het park is behoorlijk dicht begroeid, dus de dieren kunnen zich gemakkelijk verschuilen. We hebben nog niet ontbeten en doen dat op een prachtig plekje langs de rivier, waar we een aantal nijlpaarden spotten. Voor wat betreft de Big Five blijft de teller deze keer op één olifant staan. Toch vinden we het de moeite waard: de lage entreeprijs en de vriendelijke medewerkers maken het tot een fijne ervaring.

Wandeling  Mount Mulanje - Dag 1

Stijgen: 1345 m | Dalen: 235 m | Afstand: 10,63 km

In het zuidoosten van Malawi ligt Mount Mulanje, een berggebied met de hoogste piek van het land: Sapitwa (3002 m). Hier hebben we vier dagen wandelen gepland, inclusief een bezoek aan de top. Het is verplicht om met een gids op pad te gaan, dus we maken een afspraak met gids Wesley. Hij biedt ons ook een drager en een kok aan. Deze keer gaan we op het aanbod in, ook al voelen we ons een beetje verwend. Maar de drager en de kok zijn zó blij met hun werk, dat we ons er al snel goed bij voelen. 

En zo vertrekken we met onze dagrugzakjes, een drager voor het zwaardere spul, een kok die alle keukenspullen in een grote mand op zijn hoofd draagt, en natuurlijk gids Wesley. Respect voor deze jongens! Aanvankelijk stijgen we geleidelijk. We komen veel vrouwen en mannen tegen met enorme bossen brandhout op hun hoofd, blootsvoets op de terugweg uit het bos.

We klimmen verder en passeren diverse bergbeekjes. Helaas is het bewolkt, wat het uitzicht beperkt. Rond de middag spreidt de kok een kleedje uit op de rotsen bij een riviertje en bereidt hij de lunch. Een perfecte plek.

Daarna volgt een steile klim, waarbij we af en toe even moeten stoppen om op adem te komen. Halverwege de middag bereiken we de hut waar we zullen overnachten. De hut wordt beheerd door een “watchman” en ziet er redelijk goed onderhouden uit. We slapen in onze eigen slaapzakken, zijn de enige gasten, en genieten van een warme kop oploskoffie bij het vuur. Voor het douchen wordt een emmer water aan de kook gebracht, gemengd met koud water in een teil — heerlijk om ons mee te wassen. Het toilet bevindt zich buiten: een hokje met een gat in de vloer… en verder niets. Als het donker wordt, is het ook écht donker. Geen elektriciteit, geen verlichting. En toch weet onze kok onder deze primitieve omstandigheden een heerlijke maaltijd op tafel te zetten. Rond acht uur duiken we tevreden ons bed in.

Wandeling Mount Mulanje – Dag 2

Stijgen: 697 m | Dalen: 474 m | Afstand: 9,47 km

In Afrika en in de bergen leef je met het daglicht: vroeg naar bed en vroeg op. En dat is geen straf! We ontwaken onder een helderblauwe lucht en bruisen van de energie. De kok roostert het brood boven een smeulend vuurtje, met wat takjes als rooster. Daarna gaan we op pad. We genieten van het uitzicht en de weelderige begroeiing. We zien planten en bomen die we nog nooit eerder hebben gezien.

Het eerste stuk is erg glad door natte, gitzwarte klei. We glijden een paar keer uit, maar blijven gelukkig overeind. Wanneer we een bergkam oversteken, zien we onder ons een deken van wolken — een prachtig gezicht. We passeren een dichtbegroeid stukje bos dat aan een oerwoud doet denken. Rond de middag komen we aan bij de Chipeso Hut, waar de kok alweer een lunch voor ons heeft klaargemaakt. Wat een luxe! Deze hut is speciaal gebouwd voor wandelaars die Sapitwa willen beklimmen en is doorgaans drukker. Tijdens ons bezoek is er echter slechts één andere gast: een Deense backpacker. Jammer genoeg trekt de lucht dicht, waardoor we geen glimp van de top kunnen opvangen. We vermaken ons met een spelletje en rusten wat uit, terwijl de kok alweer aan het avondeten werkt. In de hoek van zijn kookplek loopt een haan rond… een drager heeft hem meegenomen. Die is voor morgen.

Wandeling Mount Mulanje – Dag 3

Stijgen: 1055 m | Dalen: 1390 m | Afstand: 9,63 km

Vandaag staan we vroeg op: om zes uur vertrekken we richting Sapitwa. Het is zo’n 800 meter klimmen naar de top. Onze spullen laten we in de hut, want we keren hier later terug. De klim begint steil, wordt later iets vlakker, maar blijft pittig. We hebben te maken met verschillende ondergronden: gladde klei, smalle, dichtbegroeide paadjes en uiteindelijk rotsen. Soms is het zó steil dat we op handen en voeten omhoog klauteren. Boven worden we beloond met een machtig uitzicht. In de verte zien we zelfs de toppen van een berggebied in Mozambique.

De afdaling valt ons zwaar. Dalen lijkt makkelijk, maar op gladde ondergrond is het soms nóg lastiger. Cor valt en loopt flinke schaafwonden op van de ruwe rotsen. Terug bij de hut heeft de kok de lunch al klaar: kippenpoten — van de zelf geslachte haan. Beetje taai, maar wat een feestmaal! De kok verdient een dikke pluim. Wat hij onder primitieve omstandigheden op tafel zet… “Van m’n moeder geleerd,” zegt hij trots.

Na een korte pauze vertrekken we voor een tocht van drie uur naar de volgende hut: Chambe. Als we dichterbij komen, ruiken we het haardvuur al. Een grote teil warm water staat al te dampen — daar zijn we aan toe!

Wandeling Mount Mulanje – Dag 4

Stijgen: 104 m | Dalen: 1104 m | Afstand: 9,18 km

Vandaag dalen we nog zo’n 1000 meter af om terug te keren naar de camper.  We lopen een stukje op met een vrouw die een enorme bos takken op haar hoofd draagt. Ze loopt zó snel dat we haar maar nauwelijks bijhouden. Het pad loopt geleidelijk omlaag en we steken meerdere keren de rivier over. Het snelstromende water, met stroomversnellingen en rustige poelen, is telkens weer prachtig om te zien. De eerste vrouw zijn we allang kwijt, maar iets verderop rusten een paar takkendraagsters uit. Het jongste meisje is dertien en draagt bijna 50 kg op haar hoofd. Als ze verder lopen, mogen we een paar foto’s maken.

Bijna terug bij het dorp stoppen we bij een waterval met een natuurlijke zwemkom. Heerlijk om even af te koelen. Terug bij de camper krijgen we onze laatste lunch aangeboden en nemen afscheid van Wesley, de dragers en de kok. Moe maar voldaan pakken we onze tassen uit. Wat een ervaring!

Onderweg naar het noorden

Al rijdend genieten we van alles wat we zien. De geasfalteerde weg zit hier en daar vol gaten, en samen met de vele volgepakte fietsers en wandelaars slingeren we van dorp naar dorp. Het leven speelt zich hier af langs de doorgaande wegen. Fietsers en voetgangers — vaak op blote voeten — sjouwen met enorme bossen hout en zakken houtskool. Soms passeren we een fietsenmaker die je helpt bij een lekke band of een andere reparatie.

Langs de weg zien we veel kerken en moskeeën. Omdat het vrijdagmiddag is, zien we opvallend veel moslims in lange gewaden en vrouwen met hoofddoeken. We hebben begrepen dat islam en christendom in deze regio nauwelijks met elkaar mengen; er schijnt weinig interactie tussen de beide gemeenschappen te zijn.

In het plaatsje Zomba doen we inkopen op de lokale groente- en fruitmarkt. Er is een overvloed aan verse producten en de mensen zijn bijzonder vriendelijk. We hadden het nabijgelegen Zomba Plateau (800 meter hoger) willen bezoeken, maar dat was helaas volledig in de wolken gehuld. Dus dat hebben we aan ons voorbij laten gaan. Het genieten en verwonderen gaat door, en we maken nog een paar tussenstops in Liwonde en Mangochi.

Chembe / Cape Maclear

Langs het langgerekte Malawi ligt het al even langgerekte Lake Malawi. Dit zoetwatermeer met glashelder water is van levensbelang voor het land. Hele gemeenschappen leven van de visserij, en het meer is bovendien een onmisbare waterbron voor de landbouw. Ook het toerisme langs de oevers bloeit, met lodges en wateractiviteiten. Het meer, jaarrond met temperaturen tussen de 24 en 29 graden, biedt volop mogelijkheden voor ontspanning.

Wij stoppen bij Chembe, een levendig vissersdorp op het schiereiland Nankumba. Via nauwe, zanderige weggetjes banen we ons een weg door het dorp, op zoek naar een geschikte camping. Onderweg worden we gevolgd door joelende kinderen, sommigen klampen zich zelfs enthousiast aan onze auto vast.

Te voet verkennen we het dorp. We maken praatjes met verkopers, vissers en andere voorbijgangers — voor zover ze Engels spreken. De sfeer is ontspannen en puur. We genieten van het ritme van het dagelijks leven hier en de glimlach van de kinderen.

De gedevalueerde kwacha

De doorgaande hoofdweg naar het noorden is — weer eens — bar slecht. Oneindig lang, met eindeloos veel diepe gaten. Slalommend over het kapotte asfalt zijn we blij als we gemiddeld 40 kilometer per uur halen. Onderweg stoppen we in Salima om te tanken, wat groente en fruit in te slaan en om dollars te wisselen — op de zwarte markt.

Bij het tankstation vragen we er voorzichtig naar. Een welwillende jongeman knikt begrijpend en loodst ons naar een klein winkeltje dat tassen verkoopt. De eigenaar haalt wat bankbiljetten onder de toonbank vandaan en mompelt de wisselkoers: 360.000 kwacha voor 100 dollar. We geloven onze oren niet. Dat betekent dat 1.000 kwacha minder dan 25 eurocent waard is. Ter vergelijking: in 2021/2022 was dat nog ongeveer €1,25.

Achtergrond:

De kwacha heeft een enorme waardedaling doorgemaakt, vooral door een sterk negatieve handelsbalans: het land moet veel meer importeren dan het exporteert. Slechte oogsten en structurele corruptie hebben dit verergerd. Internationale instellingen zoals het IMF hebben hun hulpprogramma’s opgeschort, wat de druk op de economie verder vergroot. De gevolgen zijn schrijnend. We hebben veel armoede gezien in Afrika, maar in Malawi is het écht overal voelbaar. Huizen zonder ramen, kinderen op blote voeten, lege marktkraampjes. En wat kunnen wij doen? In elk geval met plezier onze goedkope kwacha’s uitgeven — bij lokale ondernemers, op markten en in dorpen. En hier en daar een ruime fooi geven. Het is weinig op wereldschaal, maar het voelt als iets.

Naar Likoma Island – Een nachtje op het meer

Vanuit Nkhata Bay is het mogelijk een ferry te nemen naar Likoma Island, een tropisch paradijs in het Malawimeer. Zonder reservering rijden we naar de haven om ons ter plekke te laten informeren. Al snel stuiten we op een luxe passagiersboot die ons voor 160 dollar per persoon naar het eiland wil brengen. (Likoma Expres) Dat vinden we stevig aan de prijs.

Even verderop is men druk bezig een ander, veel groter schip met goederen te beladen (Chembe). We vragen naar de kapitein en worden meegenomen naar de stuurhut. Daar horen we dat we mee kunnen voor omgerekend vier dollar per persoon. We reizen dan wel tussen de goederen en de locals — wat ons juist veel aantrekkelijker lijkt. Later wordt ons aangeboden plaats te nemen op het bovenste dek, vlak naast de kapitein. We vertrekken om één uur ’s nachts.

De overtocht is een belevenis op zich. Als blanke buitenlanders mogen wij als eersten aan boord. De rest van de menigte moet nog wachten aan wal, en hoewel het gebaar vriendelijk bedoeld is, voelen we ons zowel vereerd als ongemakkelijk. Toch nemen we het aanbod dankbaar aan. Wat volgt is een fascinerend schouwspel: mensen wringen zich met hun bagage, kippen, manden en zelfs complete bankstellen aan boord. Tussen, op en naast elkaar, alsof iedereen zich als harinkjes in een ton probeert te nestelen. Wie geen plek vindt, blijft achter. Zodra de kapitein het sein geeft dat de laadklep dicht moet, is het over en uit — geen discussie mogelijk.

Rond zonsopkomst maken we een tussenstop bij Chizumulu, een klein eilandje. Het is hier te ondiep om aan te leggen, dus we gaan voor anker. Vanuit het eiland komen kleinere boten op ons af gevaren om mensen en goederen te halen of te brengen. Wat volgt is een enorme chaos. De bootjes klampen zich aan het moederschip vast, terwijl er driftig wordt geschreeuwd, geladen en geklommen. Jonge jongens springen als lenige acrobaten van dek naar dek, van schip naar bootje. Het is een waanzinnig tafereel — leven en handel in z’n puurste vorm.

Likoma Island, het resort

Als ook wij een uurtje later van de boot stappen, nemen we een mototaxi richting ons resort. De motoren scheuren over de smalle zandweggetjes, stofwolken stuiven op in de warme ochtendzon.

Chiponde Beach Resort heet onze bestemming. We worden hartelijk verwelkomd door Carla, de blanke Amerikaanse eigenaresse. Meteen springen de jonge lokale medewerkers in de houding om ons van dienst te zijn. Dat hoeft van ons allemaal niet zo, maar het geeft wel meteen een warm welkom. Het resort ziet er keurig uit en de sfeer is heerlijk ontspannen. Vanuit onze kamer is het letterlijk twintig stappen naar het heldere water van het Malawimeer. Vanaf het balkon op de bovenverdieping hebben we een fenomenaal uitzicht over de baai, met aan de horizon de bergen van Mozambique.

De medewerkers van de lodge doen hun uiterste best om het iedereen naar de zin te maken, al is dat niet eenvoudig met de beperkte middelen die ze hebben.

In een rustig moment spreken we met Carla. Ze vertelt openhartig over de uitdagingen van het opstarten van een lodge op deze afgelegen plek. Alles — van bouwmaterialen tot meubels — moest van het vasteland worden gehaald. Het was een hele onderneming om alles uiteindelijk hier op het eiland te krijgen.

Mzungu, mzungu! (“Blanken, blanken!”) roepen kinderen vanuit de verte als ze ons zien aankomen tijdens een wandeling over het eiland. Ze dansen om ons heen, houden onze handen vast en lopen een eindje met ons mee. Het zegt veel over de puurheid van het eiland. Er zijn pakweg vier lodges, die momenteel nauwelijks bezet zijn. Er komen dus wel reizigers, maar in beperkte aantallen. De mensen zijn nog puur, niet bedorven door massa’s toeristen.

Tijdens ons rondje over het eiland komen we aan bij de St. Peter’s Cathedral. Eén van Afrika’s grootste kerken, op zo’n afgelegen eiland. "Hoe is het mogelijk", vragen we ons af. De bouw was inderdaad een uitdaging: het graniet werd op het eiland gewonnen, maar andere bouwmaterialen moesten van het vasteland of zelfs uit het buitenland worden aangevoerd.

En dan vallen we met onze neus in de boter: er is juist een trouwerij gaande. We sluiten stilletjes aan, achter in de kerk en merken aan de knikkende gebaren dat we van harte welkom zijn. De bruid en bruidegom zijn prachtig gekleed. Na de dienst maken ze staand op een auto een ererondje over het eiland.

Likoma – terug naar de wal

De meest gebruikte manier om van Likoma naar het vasteland te reizen is met de Ilala, een oud schip uit 1951. Officieel is er plaats voor zo’n 400 passagiers, maar er doen verhalen de ronde dat er regelmatig meer dan 600 mensen aan boord gaan – en dan zijn de enorme hoeveelheden goederen nog niet meegeteld. Volgens de dienstregeling (die overigens uit 2017 stamt) doet de Ilala Likoma alleen op zaterdag aan. De aankomsttijd is zelden hetzelfde; alles hangt af van weer, wind en drukte. Vanuit onze lodge zien we in de verte de lichtjes van het schip naderen. We weten dan dat we nog een paar uur hebben voordat we daadwerkelijk aan boord kunnen.

Ook hier geldt: de Ilala legt niet aan. Op zo’n honderd meter van de kust gaat het schip voor anker. Tientallen kleine bootjes varen af en aan om in het donker mensen en goederen te vervoeren. Het is een indrukwekkend schouwspel vol geduw, getrek en geschreeuw. Langzaam komt ook onze beurt. Vanuit het kleine bootje moeten we via een touwladder aan boord klimmen. Wat een chaos.

Via via zijn we in contact gekomen met één van de bemanningsleden. Voor een kleine vergoeding staat hij zijn hut aan ons af. In het piepkleine, primitieve kamertje – dat verre van schoon is – staat een bed waarop we in ieder geval horizontaal de nacht kunnen doorbrengen. Bovendien zijn we hier bevrijd van vis- en zweetgeuren die zich op de hele boot verspreiden.

We slapen redelijk. De volgende ochtend, rond een uur of negen, bereiken we het vasteland – waar het hele schouwspel zich in omgekeerde richting weer herhaalt.

We concluderen: De mooiste plekken zijn vaak het minst makkelijk bereikbaar.

Nyika National Park

Dat geldt ook voor dit hooggelegen beschermde gebied in het noorden van Malawi. We hebben de afgelopen nacht op het erf naast een kerk gestaan. De pastor vond het een eer dat we haar gevraagd hadden. Ze bood ons zelfs een bed in haar huis aan, maar wij hebben ons eigen huisje natuurlijk mee. De volgende ochtend kunnen we niet vertrekken zonder een rondleiding in “haar” primitieve kerk.

We gaan weer op pad, maar het is nog een heel eind, en de zand/rotswegen zijn er slecht: vol kuilen, uitgesleten door erosie. Alsof er sinds de vorige eeuw niemand meer naar heeft omgekeken.

Bij de ingang van het park worden we begroet door een jonge vrouw. Of we onze namen even in het gastenboek willen schrijven? We bladeren wat door de pagina’s en zien dat er in de afgelopen tien dagen maar vijf bezoekers zijn geweest.

Even later drinken we langs de weg koffie in het zonnetje. Het is een graad of twintig, heerlijk. Om ons heen: stilte. Geen mens te bekennen, geen dier te zien. Af en toe zoemt er een bij voorbij, verder niets.

We zien onderweg allerlei planten die we niet kennen, nog geen dieren. Terwijl we langzaam stijgen, wordt het landschap steeds opener – maar de weg blijft slecht. Dan ineens: uitzicht. Wijd, leeg, ruig. Het doet ons denken aan de Schotse Hooglanden. Zo puur, zo onaangetast. We voelen ons ver weg van alles, totale stilte. We zijn zo’n 1000 meter gestegen en bevinden ons op circa 2300 meter. Net voordat we de enige lodge in de verre omtrek bereiken, zien we nog wat antilopen, zebra’s, en zelfs een hyena.

Op de camping bij de lodge zijn we de enige gasten. We kijken uit over glooiende heuvels die helemaal van ons lijken te zijn. De nachtwaker steekt een vuurtje voor ons aan. We zitten erbij, terwijl de zon achter de heuvels verdwijnt. Aan de horizon zien we nog de silhouetten van een paar antilopen boven een heuvel uitsteken.

Nadat we ‘s nachts regelmatig het geluid van een jakhals of hyena (dat weten we niet) hoorden begint de ochtend in mist. Als de ochtendmist wat optrekt gaan we er met een gids op uit.  De gids is ervaren en vertelt enthousiast over de omgeving, planten en dieren.

Over de glooiende heuvels zien we zebra’s, elanden, roan's en redbucks. Het zonnetje komt er steeds beter bij en als we boven op een heuvel staan hebben we geweldig uitzicht. Terug op de camping heeft heeft de “watchman” de donkey boiler al opgestookt. We nemen nog een warme douche en maken ons voor een lange terugreis.

The Mushroom Farm

Na ons bezoek aan Nyika National Park hebben we nog één laatste doel: de Mushroom Farm, vlak bij Livingstonia in het noorden van Malawi. Na Rumphi slaan we een uitdagend zandpad in dat onverwacht overgaat in perfect asfalt. Opmerkelijk, want in de dertig kilometer die volgen, komen we slechts drie andere auto’s tegen. We vragen ons af wat hier het idee achter is – het wegennet lijkt soms willekeurig aangelegd. De uitzichten zijn fenomenaal. De weg slingert met haarspeldbochten door een landschap vol tabaksplantages. We stoppen regelmatig, om te genieten van het uitzicht of voor een praatje met een tabaksboer. In tegenstelling tot Zimbabwe – waar we één grote plantage zagen beheerd door een blanke eigenaar – bestaat de tabaksteelt hier uit vele kleine boerenbedrijfjes. Bij een groep mannen die tabaksbladeren in balen persen, blijven we even kijken.

Verderop houdt het asfalt abrupt op. De route verandert in een ruige track, zelfs voor onze 4x4 een uitdaging. Na tien kilometer hobbelen bereiken we de Mushroom Farm: een ecolodge met een spectaculair uitzicht over het landschap en het Malawimeer.

De plek blijkt populair bij overlanders en backpackers – en terecht. Alles is uitstekend verzorgd, met een sfeervolle bar en een goed restaurant. De ecotoiletten en douches zijn bijzonder: gebouwd op de rand van een klif, met één open zijde. Terwijl je op het toilet zit of onder de douche staat, kijk je uit over de uitgestrekte vallei.

Vanaf de Mushroom Farm maken we een wandeling naar Livingstonia. Deze plaats is een opvallende verschijning in Malawi. Ooit gesticht als missiepost van de Schotse kerk, zie je dat verleden nog altijd terug in het gerenommeerde ziekenhuis, de universiteit, het museum en de grote stenen kerk. Livingstonia vervult daarmee een belangrijke rol in de regio. Ook valt de architectuur op: veel huizen zijn gebouwd in Schotse stijl en nog altijd eigendom van nazaten van Schotse zendelingen.

Net buiten het dorp liggen de Manchewe Falls, indrukwekkende watervallen in de Chitimba-rivier die zich van grote hoogte naar beneden storten.

Na deze laatste ontdekking maken we ons op voor de grensovergang naar Tanzania – met een hoofd vol herinneringen aan Malawi.

Onze conclusie

Malawi heeft ons echt geraakt. We voelden ons overal welkom — mensen zwaaien, lachen, maken een praatje, zelfs als ze nauwelijks Engels spreken. Je merkt meteen: dit is een puur en gemoedelijk land. Tegelijk zie je de armoede overal: kinderen op blote voeten, kleren als lompen, gammele huisjes. En toch... die warmte van de mensen blijft hangen. Het was een avontuurlijke reis, met kamperen in het wild of op een camping, wandelingen door het echte leven, een volgepropte ferry, een afgelegen eiland en een bergtocht met gids, kok en dragers. Geen platgetreden paden, geen drukte, amper toeristen. Onderweg bepaalden we alles zelf— en dat voelt juist zó vrij. Van het eerste politiecheckpoint tot de laatste douche in de bush: het was puur genieten. Wat een bijzonder land, op naar Tanzania.