Reisperiode augustus/september 2025

De grensovergang bij Suam van Oeganda naar Kenia is opmerkelijk. Er staan enorme nieuwe gebouwen aan beide zijden. Groot en luxe opgezet. Echter, deze grensovergang wordt nauwelijks gebruikt. Over de perfect geasfalteerde asfaltweg kwomen we over een lengte van 90 kilometer slechts 3 auto’s tegen. De douane medewerkers zijn aan beide kanten super vriendelijk. Opmerkelijk is nog wel de “healthcheck” die we moeten ondergaan om Oeganda te verlaten. We moeten onze handen wassen in een van de tien wasbakken. Daarna word onze naam en paspoortnummer in een groot boek genoteerd en ons een goede reis gewenst. Wie dit bedacht heeft? Oh ja, een visum hebben we al en voor Kenia betaal je 40 dollar roadtax voor een maand.

Eerste indruk

Het is al na vijven als we de grens oversteken. Eigenlijk niet onze gewoonte, maar het kwam zo uit. We vinden een vrij smal pad het bos in waar we hopelijk niemand treffen. Er komen nog twee boswachters langs die ons een goede nacht wensen.

De volgende dag gaan we op pad, onze eerste verkenning met Kenia. Het land heeft zo’n 58 miljoen inwoners en is twee keer zo groot als het Verenigd Koninkrijk. De wegen die we de eerste dagen berijden zijn perfect geasfalteerd, bijna on-Afrikaans. Alleen zijn er ontzettend veel drempels die eigenlijk meer lijken op stijle bergen. Bovendien zijn ze soms onopvallend verdekt opgesteld zodat we regelmatig op het laatste moment stevig in de ankers moeten. Maar verder rijdt het lekker en zien we grote percelen mais. Opvallend is dat we weinig kleine akkerbouw zien. Verder de bekende taferelen met brommertjes, lopende mensen, weinig auto’s en een paar ezelkarren langs de weg. Wisselende bebouwing, van luxe panden tot lemen hutjes.

In het eerste stadje kopen we wat levensmiddelen in een supermarkt. Deze is trouwens opmerkelijk ruim gesorteerd met veel westerse producten. Nee, over voeding hoeven we ons in Kenia geen zorgen te maken, dat is wel duidelijk. En zelfs de pinautomaat kent nauwelijks beperkingen, zodat we voldoende cash mee kunnen nemen.

Verder op verkenning

We hebben besloten om eerst naar het noorden te gaan. Ten oosten van Lake Turkana, dit schijnt een woestijn-achtige omgeving te zijn met veel mogelijkheden om van de gebaande paden af te gaan. En dat is toch eigenlijk wat we zo graag doen…lekker touren en we zien wel wat we tegenkomen.

Zo lunchen we naast een riviertje waar we direct worden omringd door 20 jonge mannen. Ze zijn super vriendelijk en we hebben de grootste lol met ze. Ze werken in het zand wat ze uit de rivier halen. Ze laten het graag even zien. Ze hebben een tube (opgeblazen binnenband) met een kleedje erin. Hier scheppen ze het zand in vanaf de rivier bodem en brengen het naar de wal. Hier wordt het via een tussenpersoon verkocht aan een fabriek voor bouwmaterialen.

We rijden door richting de Kerio vallei. Vanaf het dorpje Iten daalt de weg over een korte afstand met meer dan 1200 meter. Onze remmen krijgen het er warm van. Maar ondertussen genieten we van de prachtige uitzichten over het vlakke land.

Later komen we bij de Chebloch kloof. Vanaf de brug over de smalle kloof is het zeker 20 meter naar beneden. Hier laten jonge jongens zich tegen betaling invallen. Indrukwekkende kloof. Zeker niet ongevaarlijk, in 2024 heeft een jonge jongen het niet overleeft toen hij op een drijvende boomstam viel.

Bij Lake Baringo willen we een kop koffie drinken, maar kunnen geen geschikte plaats vinden. Wel zien we hoe hoog het water staat. Veel gebouwen aan de oever staan onder water. Het heeft sinds 2010 abnormaal veel geregend. Het meer heeft geen afvoer van een rivier en de waterstand is dus afhankelijk van verdamping. Het meer is daarmee zo’n 60% groter geworden.

We rijden via de noordkant van het meer de heuvels op in oostelijke richting en hebben nog een laatste blik op het meer.

Vanaf hier is het behoorlijk afgelegen. Het gebied wordt bewoond door meerdere stammen, Turkana, Samburu en Pokot. Hier en daar zien we nog perceeltje maïs, maar verder overheerst de natuur. Er zijn veel herders met koeien, geiten en schapen. Als we even verderop lunchen, zien we een kudde dromedarissen voorbijkomen, die hadden we sinds Mauritanië niet meer gezien.

De weg is niet best, dus hobbelen we langzaam verder  naar de ingang van het Mugie Wildlife Conservancy. Hier gaan we op de camping staan met een uniek uitzicht op een meertje met daarin nijlpaarden en in de omgeving zebra’s en olifanten. De zebra’s zijn van een soort die we nog niet eerder hebben gezien. Het zijn zeldzame Grevy zebra’s met smalle strepen, witte buik en grote oren. Ze komen alleen nog voor in het noorden van Kenia en in Ethiopië.

Gevaarlijke weg

Zowel via eerdere reizigers als locals horen we van de veiligheidsissue’s op de weg tussen Maralal en Baragoi. Er zijn gewapende aanvallen van Turkana op deze route geweest. Kort geleden nog met dodelijke afloop. Aanvallen van bandieten op toeristen en locals. Het is mogelijk een politie escorte te krijgen op dit stuk weg van 100 kilometer, welke ook nog eens in extreem slechte staat zou zijn. We kunnen een andere route te nemen, honderden kilometers langer. Na afweging van alle voor- en nadelen kiezen we voor de veilige weg.

Een nachtje tussen de Samburu 

De Samburu zijn een semi-nomadische stam die voornamelijk ten zuiden van Lake Turkana leeft. Het zijn veehouders met koeien, geiten en dromedarissen. De vrouwen kleden zich kleurrijk, met talloze arm- en halsbanden. Net als bij de Maasai hebben velen grote gaten in hun oren, vaak versierd met sieraden. Hun traditionele levensstijl en het nauwelijks contact hebben met de buitenwereld, vinden we indrukwekkend. We komen ze onderweg regelmatig tegen, soms zwaaiend, soms terughoudend.

Ten zuiden van Lake Turkana zoeken we een plek om te overnachten en belanden in een droge rivierbedding. Heerlijk rustig, geen mens te zien… althans, dat denken we. Het weer is prachtig en we zitten lang buiten. Zodra het donker wordt, verschijnt in de verte een lichtje. Langzaam komt het dichterbij: een Samburu-man met een vriendelijk gezicht. Hij gaat bij ons op het opstapje zitten, maar we kunnen niet echt communiceren. Even later komen er nog twee mannen aanlopen. En daarna nóg meer, totdat er uiteindelijk zeven mannen rondom ons op de grond zitten.

Ze zijn vriendelijk. Eén van hen spreekt een beetje Engels en vertelt over hun leven: de rolverdeling tussen mannen en vrouwen, het hoeden van vee, maar ook de vete met de noordelijker levende Turkana. Die komen hier soms vee stelen; onlangs zijn ze ’s nachts nog twee dromedarissen kwijtgeraakt. Daarom zijn er altijd wachters bij het vee.

Als wij besluiten naar bed te gaan, komt de aap uit de mouw, ze willen ons bewaken, uiteraard tegen betaling. Voor ons hoeft het niet, maar ze staan erop. We spreken af dat twee mannen op zo’n 100 meter afstand de wacht houden. We betalen omgerekend zeven euro, en de volgende ochtend nog eens hetzelfde bedrag.

’s Ochtends blijkt dat ze inderdaad de hele nacht aan de overkant van de rivier hebben gezeten. Eén draagt een geweer, een luchtbuks, dat hadden we gisteravond nog niet gezien. Daarmee verdedigen ze zich tegen mogelijke aanvallen van de Turkana.

We geven het restant van het geld en willen graag nog een foto maken van de situatie. Maar daarvoor willen ze uiteraard opnieuw betaald worden. Na wat onderhandelen stemmen ze toch toe. Het geweer verstoppen ze achter een boom, dat mag niet op de foto.

(slechte foto, maar wel veelzeggend)

Verder naar Lake Turkana

Na onze overnachting in de rivierbedding zetten we koers richting Lake Turkana. Al snel bereiken we South Horr, een dorpje dat als een groene oase opduikt tussen de dorre heuvels. Onder de schaduw van de bomen staan eenvoudige hutten van takken en kleden, afgewisseld met een enkel steviger gebouw. We hebben trek in iets lekkers en vragen rond naar chapati (een soort pannekoek). Niet veel later worden we door wat dorpsjongens naar een vrouw geleid die zojuist een nieuwe stapel heeft gebakken. Ze zijn nog warm. Heerlijk voor straks bij de lunch met lokale bijenhoning. Het dorp is ook getekend door tegenslag. Overal zien we diepe geulen en uitgesleten paden, stille getuigen van de overstromingen die hier recent hebben huisgehouden. Even later rijden we de woestijn weer in, waar we tussen zandduinen onze lunchpauze houden.

De route voert ons daarna dwars door het indrukwekkende Lake Turkana Wind Power Project. Maar liefst 365 windturbines staan hier in het ruige landschap, zover het oog reikt. Het is nauwelijks te bevatten hoe deze reuzen hier ooit zijn geplaatst, over wegen die wij met moeite berijden. In een speciaal gebouwd dorp wonen de medewerkers van het project. Er is zelfs een tankstation waar we diesel kunnen tanken. Een vriendelijke medewerker helpt ons bovendien om de watertank bij te vullen, een onverwachte luxe in deze verlaten omgeving.

Dan verandert het landschap opnieuw. Zwarte lavastenen en grillige bergen verschijnen aan de horizon. Het doet denken aan IJsland, maar dan met een temperatuurmeter die veertig graden aanwijst. En dan ineens doemt Lake Turkana voor ons op, een glinsterend blauw meer met hier en daar eilanden.

Alsof dat nog niet indrukwekkend genoeg is, trekt een kudde dromedarissen met hun herder vlak langs ons pad. Het beeld is zo puur dat we ruim de tijd nemen om het in ons op te nemen.

De weg langs het meer bestaat grotendeels uit scherp lavasteen. Voorzichtig sturen we verder, alert op scherpe stenen. We willen hier geen lekke banden. Het waterpeil van het meer staat uitzonderlijk hoog, sommige stukken van de weg liggen onder water. Terwijl Grietje vooruitloopt om de diepte te checken, rijdt Cor er rustig achteraan.

De schoonheid van de omgeving en de warme begroeting van de Turkana-mensen overtuigen ons om hier te blijven. Pal aan het meer vinden we een plekje naast enkele vissers. We nemen een duik in het meer, wat een vrijheid! Sommige locals komen even langs voor een praatje, niet vervelend, gewoon belangstellend. En wanneer de zon in een zee van kleuren achter de horizon verdwijnt, voelt het alsof de dag geen betere afsluiting had kunnen hebben.

De Turkana-stam

De Turkana zijn ook verwant aan de Masai en de Samburu. Ze leven in een gebied rondom het Turkana meer. De kleurige kleden samen met versieringen als arm- en halsbanden maakt ze uniek. Vrouwen dragen soms wel tot 10 kilo aan sieraden. Hier aan het meer zijn sommigen visser, anderen gaan er met hun geiten of dromedarissen op uit. Ook hier wonen ze primitief in hutjes van takken en kleden. Opvallend is de hoofdsteun die mannen de hele dag meedragen. Het is een houten voorwerp die gebruikt wordt om het hoofd op te leggen bij het slapen. Maar het wordt ook gebruikt om op te zitten.

Verder naar Chalbi Desert

Op weg naar de Chalbi desert gaan we eerst nog langs de oevers van het Turkana meer. De hoge waterstand heeft de weg soms onder water gezet. We moeten meerdere keren door het water. Watervogels waaronder pelikanen, flamingo’s, aalscholvers en nog veel meer voor ons onbekende soorten komen nu wel erg dichtbij. Met op de achtergrond vulkaan eilanden in het meer en aan de andere zijde hoge ruige bergen, is het een adembenemend schouwspel.

In het dorpje kopen we onze chapati bij een mevrouw die juist aan het bakken is. We worden even rondgeleid door wat jongens. Ze laten ons zien hoe er “Boa” wordt gespeeld. Twee teams zitten aan weerszijden van de ingegraven kuiltjes met balletjes. Elk team overlegt hardop, soms zingend of schreeuwend, welke zet gedaan moet worden.

Dan verlaten we de kustlijn en gaan de woestijn in. We genieten van de verschillende landschappen.

Fata morgana’s en oase’s doemen op. Het is prachtig om te zien hoe soms een groene slinger door het landschap gaat. In de laagte waar soms water in de rivier staat is het weelderig met palmbomen.

De vergezichten en oneindigheid zijn indrukwekkend. We passeren vele honderden dromedarissen en kuddes geiten. Soms een kleine nederzetting met de typische hutten van takken en ronde daken met kleden.

Chalbi Desert

Net voordat we naar de zoutvlaktes van de Chalbi woestijn gaan, overnachten we nog op het zand tussen wat bomen in de middle of nowhere. Een heerlijke nacht, een zacht windje, geen insecten en geen mensen. Hier is de natuur nog bijna onaangetast en genieten wij op z’n maximaalst.

In de loop van de ochtend vertrekken we naar Kalach. Hier kopen we chapati en informeren we naar de toestand van het pad over de zoutvlakte. We krijgen eerst wat onduidelijkheide antwoorden maar ontmoeten dan een jongen die goed Engels spreekt. Hij vertelt dat het meest gangbare pad nu niet begaanbaar is wegens recente regen, maar een ander spoor zou wel goed zijn. Omdat het moeilijk uitleggen is waar die track precies begint, wil hij ons wel voorrijden.

Hij springt achterop een motortaxi en rijdt zo’n 10 kilometer voor ons op de grote vlakte op. Nadat er wat sporen bij elkaar komen zegt hij dat we  het spoor 45 kilometer moeten volgen en dan bij het volgende dorp uitkomen. We betalen hem vijf euro voor geleverde diensten.

De oneindige vlakte maakt ons klein. De uitgestrekte vlakte is immens. Er groeit hier niets op de zoute bodem van het eens zo grote meer, naar schatting 10.000 jaar geleden. Hier en daar zien we een klein plasje water.

Het gevaar zit hem in de onvoorspelbaarheid van de ondergrond. Door een droog lijkende oppervlakte kun je zomaar wegzakken omdat onderliggende lagen toch nat zijn. Maar door in het spoor te blijven lopen we het minste risico. Vele kilometers zout en zand gaan onder ons door zonder ook maar een teken van leven. Wat vroeger de oever van het meer was is nu een oneindig lange rotswand. Zeer indrukwekkend.

En toch komt er een eind aan de tocht als er langzamerhand wat bomen in verte te voorschijn komen, deze keer geen fata morgana.

We zijn aangekomen bij een natuurlijke waterbron waar ezels, geiten, schapen, dromedarissen en koeien met hun herders bij elkaar komen om te drinken.

De weg gaat weer over in steenslag. We hobbelen verder totdat we de randen van een krater zien. Om mooie gelegenheid om Grietje’s enkel te testen. We klimmen over de lavastenen zo’n honderd meter en komen dan bij de rand van de krater. In de krater staat soms water, nu niet. We maken wat foto’s en lopen terug naar de camper. 

We rijden door naar Marsabit. Zo’n 25 kilometer voor het stadje rijden we plots over perfect asfalt. Na zes dagen woestijn zijn we weer terug in een andere wereld. Bij een carwash kunnen we met een hogedruk spuit het stof en zout van de camper spoelen.

In het stadje vinden we een rustige camping met alle voorzieningen waar we even kunnen reflecteren en plannen maken.

Klik hier voor Kenia, deel 2